Creativiteit
Om de ideale tekenles 2.0 te maken ben ik expert geworden in het subdoel creativiteit. Dit hebben we onderverdeeld in twee onderzoeken. Het eerste onderzoek ging over de fantasie bij kinderen, en of het nog uitmaakt of je kinderen een geheel gestuurde opdracht geeft, of dat de opdracht open blijft. Het tweede onderzoek ging over het probleem oplossend denken bij kinderen en of dit in de bovenbouw creatiever is dan in de middenbouw of andersom.
Theorie over fantasie
Voor het eerste onderzoek heb ik theorie opgezocht over de fantasie. Hoe gebruiken we onze fantasie en wat kunnen we er uiteindelijk mee bereiken.
De menselijke verbeeldingskracht of fantasie is het vermogen om je in te leven in situaties of gebeurtenissen te bedenken die niet bestaan, onmogelijk kunnen bestaan of waarvan het bestaan ervan niet bewezen is. We weten dat fantasie mensen ‘flexibel’ maakt. Hierdoor worden er ook sneller bepaalde verbindingen in de hersenen gemaakt. Vaak beschikken kinderen over veel fantasie wat later van pas komt. Echter kunnen ze er ook rare of enge gedachtes door krijgen. Bijvoorbeeld het zien van spoken of monsters onder het bed. Ook kan fantasie zich weerspiegelen in dromen. We kunnen de fantasie prikkelen met boeken, bladen of films.
Verbeeldingskracht geeft ons de ruimte om opzoek te gaan naar nieuwe vormen van kijken en denken. Dit speelt weer een belangrijke rol in het leervermogen van de mens. We kunnen verbeeldingskracht dus ook zien als de basis van innovatie en ontwikkeling. Een gezonde verbeeldingskracht kan mensen aanzetten tot creativiteit, initiatieven nemen, relativeringsvermogen, ontwikkelingen en zo verder.
We zijn allemaal geboren als beelddenker, we denken in beelden en gebeurtenissen. Dat is niet voor niets, een baby kent nog geen woorden, maar herkent wel beelden. Tot ons vierde jaar ontwikkelt dit beeldenken zich tot een hoogtepunt. We denken dan niet alleen in beelden, maar ook in geuren, smaken, geluiden en zelfs in ideeën en concepten. We gebruiken hierbij vooral onze intuïtieve hersenhelft. Die hersenhelft bevat onze indrukken, gevoelens en creativiteit. Ook ligt hier ons vermogen om verbanden te leggen.
Op de basisschool ontwikkelt het taaldenken zich en ligt de nadruk op het ontwikkelen van onze linker hersenhelft. De creativiteit en verbeeldingskracht verdwijnt dan naar de achtergrond. Rond het 40e levensjaar is onze creativiteit afgenomen tot een dramatisch dieptepunt. Mensen kunnen oplossingen verwoorden maar kunnen er geen beeld bij zien om het te maken.
Verbeeldingskracht levert de volgende voordelen op;
- Geheugenkracht: het grootste deel van ons geheugen bestaat niet uit woorden, maar uit beelden. Door je verbeeldingskracht aan te scherpen doe je veel beter aanspraak op deze enorme bron van informatie.
- Informatieverwerkingskracht: een beeld zegt meer dan duizend woorden. Met beelden verwerken we veel meer informatie veel sneller en leggen we sneller en makkelijker verbanden tussen al deze informatie.
- Gevoelskracht: met beelden zit je altijd dicht bij je gevoel en kom je dichter bij je intuïtieve mogelijkheden. Voor het creatieve proces is deze gevoelskant heel belangrijk.
- Aantrekkingskracht: het verbeelden van een nieuw idee wekt nieuwe energie op door de sterke mentale aantrekkingskracht. Een levendig beeld dwingt het lichaam om het te realiseren.
- Communicatiekracht: beelden, soms metaforen, zijn een krachtig instrument voor het overbrengen van doelen en daarmee van verandering.
Bovenstaande informatie heb ik van Langeveld(2016-2018) die verwijst naar Byttebier (2002)
Onderzoek
We hebben een onderzoek uitgevoerd wat passend is bij deze theorie. We hebben de leerlingen van de boven en middenbouw een tekening laten maken. Hierbij hebben we de bovenbouw half gestuurd. ze waren helemaal vrij, behalve dat het een fantasiedier moest zijn.
Bij de middenbouw kregen ze ook de opdracht om een fantasiedier te maken maar ze werden bijna helemaal gestuurd.




Zoals op de foto's te zien is lijken de bovenste tekeningen meer op elkaar. Ze hebben beide een soort raket getekend om aan te geven dat het dier snel is. Ook hebben beide dieren een lange toch wat bij de opdracht gevraagd werd. Bij de opdracht waar de kinderen vrij zijn gelaten zie je duidelijk verschil tussen de dieren. Ze lijken totaal niet op elkaar. Wat wel opvalt is dat de kinderen uit de bovenbouw meer om het dier heen tekenen dan de kinderen van de onderbouw.
Theorie probleem oplossend denken
Voor het tweede onderzoek deden we onderzoek naar het probleem oplossend vermogen van de kinderen in de verschillende bouwen. De theorie die ik hiervoor heb opgezocht houdt zich bezig met wat probleem op lossend denken is, wanneer we ermee te maken krijgen en hoe we het kunnen stimuleren.
Kinderen moeten leren om zelf hun problemen op te lossen. Dit probleemoplossend vermogen is één van de belangrijkste vaardigheden- en levenslessen- die we hen moeten bijbrengen. De grootste gift die we hen kunnen geven, is om ze te helpen zichzelf te verbeteren. Dit moeten we de kinderen al leren vanaf het moment dat de kinderen peuter en kleuter zijn.
Kinderen krijgen elke dag met allerlei problemen te maken. Of dit nou op het schoolplein is of thuis met broertjes of zusjes. Door problemen zelf op te lossen worden kinderen zelfverzekerder en vindingrijker. Dit zijn kwaliteiten waar ze later nog veel profijt van zullen hebben. Als een kind in staat is om het probleem te identificeren dan kunnen ze in principe ook zelf potentiële oplossingen visualiseren. Een manier om dit te doen en die veel gebruikt wordt is het brainstormen. Door alle oplossingen hoe gek en onwaarschijnlijk ze ook zijn op te schrijven laten we onze verbeelding en creativiteit de vrije loop. Door deze wilde en non-lineaire associaties, waar we na afloop op reflecteren zullen we nieuwe oplossingen bereiken. Als het kind zich realiseert welke opties hij heeft, is het tijd om daadwerkelijk te kiezen. Het is belangrijk om het kind hierbij te stimuleren dat er meerdere opties zijn. Als het eerste plan niet werkt kan hij altijd nog iets anders proberen. We motiveren kinderen om niet op te geven als iets niet meteen werkt en het op een andere manier te proberen.
Bovenstaande theorie is afkomstig van de site verkenjegeest.com (2012-2018)
Onderzoek
Het onderzoek wat we hebben bedacht bij deze theorie is om te kijken of middenbouw leerlingen andere oplossingen hebben dan de bovenbouw leerlingen. De kinderen kregen 4 problemen voorgelegd waarvoor ze een oplossing moesten bedenken.


De linker afbeelding is van een kind in de middenbouw. Je ziet dat de leerling al wel probleem oplossend denkt en op sommige problemen ook de oplossing kan vinden. Wel blijkt dat hij nog deels niet ver genoeg na denkt zoals het cadeau. Bij de leerling uit de bovenbouw komen al antwoorden waar dieper over na is gedacht en waar naar een oplossing voor het hele probleem is gezocht. Er is niet veel verschil tussen de midden en bovenbouw leerlingen in deze klassen.